Begripsverwarring of erger? : een antwoord op Prof. Dr. C. Eykman's artikelen over Beri-beri en voeding / door E. van Dieren.
- Dieren, Evart van, 1861-1940.
- Date:
- 1898
Licence: Public Domain Mark
Credit: Begripsverwarring of erger? : een antwoord op Prof. Dr. C. Eykman's artikelen over Beri-beri en voeding / door E. van Dieren. Source: Wellcome Collection.
Provider: This material has been provided by The Royal College of Surgeons of England. The original may be consulted at The Royal College of Surgeons of England.
25/62 (page 23)
![1°. dat ik van 1887—1897 stekeblind geweest ben voor het ver- band, dat er tusschen rijstvoeding en beri-beri bestaat; en dat hij niet ophield met kracht van overtuiging en klem van redenen op dat verband attent te maken. 2°. dat ik het was, die in het laatst van 1896 liet drukken: „wij staan tot dusver tamelijk machteloos tegenover de ziekte”; en dat hij reeds in 1888 geschreven zou hebben: „de beri-beri kan beteu- geld worden door diëetwijziging”. 3°. dat van mij, en niet van hem, afkomstig is de fameuze raad om het stof der gebouwen (óók het minder-toegankelijke!) innig te vermengen met de zesvoudige hoeveelheid van een mengsel, be- staande uit 2Va zoutzuur, 2]/z sublimaat en 1000 gedestilleerd water. f De flapuit had, óók als zoodanig, vele voorgangers ! Eén daarvan was Met welke Prof. v. overbeek de meijer, tot wiens opvolger eykman benoemd 1 ®rb'eek is. De afgetreden Hoogleeraar was vroeger Otf. v. Grez. bij de Marine, de meijer In het Geneesk. Tijdschrift van de Zeemacht, jaarg. 1865, gewaagde hij uitvoerig over „de zeer voorname plaats, die de voeding bekleedt door eyk- in de aetiologie de beri-beri”. O. m. lezen wij daar (blz. 56): „Bij deMANJ|reerd ISederlandsche Zeemacht is de ervaring verkregen, dat er bij hetw optreden van beri-beri onder deze of gene scheepsbemanning steeds gewezen kon worden op het onmiddellijk voorafgaan van langdurig gebruik der zeeschafting d. i. van zoodanige voeding, waarin rijst en gezouten vleesch de hoofdbestanddeelen uitmaken”. In het jaar 1898 dorst eykman te schrijven: „uit de bij de Marine opgedane ervaringen hebben wij zelfs niet het recht iets met eenige Stelligheid af te leiden omtrent een verband tusschen voeding en beri-beri”. M. de R., daar staat met andere woorden: de man, dien ik als hoogleeraar moet vervangen, schreef er in zijn tijd ondoordacht op los, evenals van dieren de flapuit. O zeker, ’t is een troostrijke gedachte, dat ik het niet alleen heb moeten ontgelden. ’K bevind mij in het beste gezelschap ! v. over- beek de meijer had destijds vele bondgenooten: pop, reiciie, sachse, V. D. KIEFT, VERMEYNE, PRAEGER, V. LEENT, V. D. ELST, SCHUTTE, STEEN- DiJK en zoo vele anderen; zij dachten er in hoofdzaak evenzoo over als hij, en lieten het niet aan bewijzen voor hunne meening ont- breken. Thans weten wij, hoe eykman over hen denkt: Zij hadden geen van allen „het recht uit hun ervaringen iets met eenige stelligheid af te leiden omtrent een verband tusschen voeding en beri-beri”; zij waren „lijders aan een vooropgevatte meening.” De voorgangers, de leiders! Hij noemde ze ... . „lijders” ! „Hun voorstelling van den gang van zaken leed doorgaans aan te groote eenzijdigheid”— schreef eykman vervolgens. Hij noemde alles, wat vóór zijne en vobderman’s onderzoekingen gepubliceerd werd,](https://iiif.wellcomecollection.org/image/b22352028_0027.jp2/full/800%2C/0/default.jpg)